In het algemeen moet zorgvuldig met het voertuig worden omgegaan en moeten de verkeersregels en andere wettelijke voorschriften worden opgevolgd. Met het voertuig mag niet op zodanige wijze worden omgegaan dat er volgens de verzekeringsvoorwaarden geen dekking bestaat.
Als het voertuig niet wordt gebruikt, dan moet het voertuig zorgvuldig worden afgesloten. Voorzieningen ter voorkoming van diefstal, zoals een alarminstallatie, moeten in werking gesteld worden. De sleutel van het voertuig moet zorgvuldig worden opgeborgen. Het voertuig mag niet worden gebruikt voor vervoer van personen of goederen tegen betaling of voor snelheids-, betrouwbaarheids- of rijvaardigheidsritten. Ook mag het voertuig niet worden gebruikt voor rijles.
Met het voertuig mogen geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Het voertuig mag niet tegen betaling aan derden ter beschikking worden gesteld.